Statie 14
overzicht | 1 | 2| 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14
Jezus wordt in het graf gelegd
Het graf waarin men de dode na zijn lijden heeft gebracht,
De kuil haastig ontzegeld opdat hij er slape in zijn nacht,
Voordat de verminkte Christus verrijze en zijn Vader bereike.
‘t Is niet enkel dit nieuwe graf, ‘t is mijn vlees,
‘t Is de mens, uw schepsel, die dieper is nog dan de aarde!
Nu zijn hart is geopend en zijn handen doorboord,
Is er voor ons geen kruis meer waarop niet zijn lichaam geschoord,
Is er in ons geen zonde meer waar niet één zijner wonden bij hoort!
Redder van de wereld,
kom toch tot ons van uw altaar waar gij verborgen zijt!
Heer, wat is uw schepping diep en wat is zij ondoorgrondelijk wijd!